Frank in stukjes
verhalen uit het theater
We nemen afscheid van onze hoofddocent. Het is 1986 en we bevinden ons in de filmzaal van het
Nijmeegse filmhuis De Mariënburg. De Vlaming Eric de Kuyper vertrekt naar het Filmmuseum in Amsterdam om daar adjunct-directeur te worden.
De Kuyper was mijn goeroe en leermeester in de liefde voor film en theater.
Eigenlijk spelenderwijs leerde ik van hem het belang van context. Dankzij een mooi verhaal dat hij vertelde in de collegezaal en dankzij een voorval tijdens dit afscheid.
De colleges van De Kuyper waren sowieso een feest. Als hij vertelde over de aria van een operazangeres of de opkomst van een danseres, maakte hij dat meestal aanschouwelijk. Hij vertelde ook regelmatig over zijn carrière bij de BRT, de Vlaamse publieke omroep, waar hij tien jaar lang het programma “De andere film” presenteerde. Hij vertoonde (of “gaf” zoals hij dat zelf altijd zei) moeilijke, experimentele films. Films met een klein bereik. Om die films toch een kans te geven bij de BRT kijkers, bedacht hij dat hij ze zelf inleidde. En wel op een choquerende manier: hij droeg dan een wit kostuum en rookte een sigaar. Hij probeerde de inleiding zodanig te presenteren dat, naar eigen zeggen, “de film alleen maar mee kon vallen”. Zijn grootste succes was als de volgende dag de caissière van de supermarkt tegen hem zei: “Meneer de Kuyper, ik heb uw film gezien, ik begreep er niets van maar ik vond het mooi”. Dan had de context van zijn presentatie de film goed gedaan en hij was tevreden.
We waren met de pet rond gegaan. Alle studenten van de studierichting “Film en opvoeringskunsten” hadden gestort en we hadden een mooi kunstboek voor hem gekocht als afscheidscadeau. Met een delegatie boden we het boek aan, mooi ingepakt in blinkend cadeaupapier. De Kuyper nam het boek dankbaar in ontvangst. We wachtten tot hij het uitpakte. Maar er gebeurde niets. In België is het onbeleefd om een cadeau uit te pakken, dat doe je pas naderhand, als je thuis bent. Opgewonden bespraken we nadien zijn – in onze ogen – ongemanierde gedrag. Wisten wij veel van de Belgische gebruiken.
Ook bij het maken van voorstellingen is het meewegen van de context essentieel.
Je kan bij een nog onvolwassen filmvertelling uit de jaren 10 van de vorige eeuw geen symfonieorkest zetten. In een zaal met tachtig stoelen past (letterlijk en figuurlijk) geen vijftig-koppig koor. In een postmoderne architectuur vloekt een Middeleeuws wagenspel…
Ik maakte jarenlang jeugdtheatervoorstellingen in het Filmmuseum in het zogenaamde Vondelparkpaviljoen. Dat gebouw heeft de uitstraling van een 19de -eeuws theehuis. Het ziet er van buiten vorstelijk uit, binnen was het altijd woekeren met ruimte. Er waren twee filmzalen met 80 stoelen. Klein, sfeervol en intiem. In die zalen mocht ik mijn voorstellingen maken. Ik kreeg de gelegenheid om de week vooraf aan de première in de zaal het decor op te bouwen, licht neer te zetten en de voorstelling te ‘monteren’. Daardoor voegde de ‘grootte’ van de voorstelling zich naadloos naar de ruimte. Reis om de wereld in 50 minuten (2012) was de openingsvoorstelling voor kinderen in het veel grotere, nieuwe gebouw van Eye Filmmuseum aan de oevers van het IJ. We repeteerden met de muzikanten en acteurs bij Orkater. Het decor kon pas vroeg in de ochtend van de premièredag in de voorstellingszaal worden neergezet. Het lichtplan hadden we de nacht ervoor ingehangen en gesteld. De zalen van het spiksplinternieuwe Eye waren vanaf de eerste dag namelijk fulltime bezet. Ook al kijk ik met veel plezier en tevredenheid terug op deze jeugdvoorstelling, ik besefte dat het mij in dit gebouw niet ging lukken inhoud en context in balans te brengen. Ik besloot dit cadeautje niet uit te pakken.