Frank in stukjes

verhalen uit het theater

 


Geen plankenkoorts meer: De ultieme consequentie (deel 1)

 

In 1995 besloot ik te stoppen met acteren (lees ook: Plankenkoorts, dd 25 april 2020). Mijn drang naar controle en perfectie waren zo dominant dat ik het plezier verloor. De zenuwen namen de overhand. Na afloop vond ik mezelf vaak onbevredigd en teleurgesteld terug in de kleedkamer. Nooit meer wilde ik spelen.

 

Vijfentwintig jaar later, in maart 2020, brak de coronapandemie uit. Als gevolg daarvan stelden we mijn nieuwste theaterstuk De Wording van Rem Grint uit. In plaats daarvan bedacht ik een corona-proof voorstelling met drie monologen: Mantel der Liefde.

 

Eén van de drie monologen heet Ik Puzzel. De aanleiding voor het schrijven van deze tekst was een bezoek aan mijn moeder in 2009: ik maakte een tocht langs memory lane. Van lagere school tot middelbare school, langs alle huizen waar ik had gewoond, eindigend bij het graf van mijn vader. Het was een mooie zomerdag en ik zag de wereld van toen met andere ogen. Ik noteerde mijn observaties en gedachten in een opschrijfboekje.

 

Eenmaal thuis typte ik de aantekeningen uit met een vaag idee er ooit een theaterstuk van te maken. Daarna vergat ik het. Tot ik de tekst in 2020 opgroef uit de krochten van mijn computer. Ik hoopte dat ik het bagger zou vinden en bij gevolg kon negeren. Maar ik vond de tekst, hoewel onaf, spannend. Ik besloot te onderzoeken wat er nog meer in zat.

 

Samen met mijn vrouw (tevens scriptcoach) werk ik aan de ontwikkeling van de tekst. In deze monoloog voer ik ene Frank Roumen op en ik refereer aan zijn herinneringen en ervaringen. Ik laat hem zelfs Limburgs dialect spreken. Gaandeweg het schrijfproces dringt zich meer en meer een onaangenaam gevoel op. Kan iemand anders deze tekst spelen? Ja, natuurlijk. Maar de tekst gaat over (de archeologie van) mijn kunstenaarschap, over waarom ik theater maak. Moet ik de ultieme consequentie van deze inhoud aanvaarden en de monoloog zelf spelen? Ik? Spelen? Paniek. Bij voorbaat gieren de zenuwen door mijn lijf. Kan ik dit wel? Wil ik dat wel? Durf ik dat nog? En kan ik nog wel tekst onthouden?

 

Ik besluit mezelf op de proef te stellen en reken uit dat ik 150 woorden per week uit het hoofd moet leren om in 14 pre-zomerse weken de hele tekst te kennen.

Dankzij corona en het thuis werken maak ik dagelijks een ommetje en repeteer de zinnen. Het leren blijkt een iteratief proces: eenmaal een passage uit het hoofd geleerd, merk ik dat een bepaalde zin niet lekker loopt. Terug van mijn wandeling herschrijf ik de zin. Ik krijg langzaam maar zeker de volledige tekst onder de knie. Tegelijk met het leren, bedenk ik de mise en scene, de lichtovergangen en monteer de muziekjes. Alsof ik mezelf regisseer aan de schrijftafel. Tegen de tijd dat de zomervakantie aanbreekt, kan ik gaan doorlopen.

 

Ik ervaar wat ik de afgelopen vijfentwintig jaar zo vaak bij acteurs heb gezien in een repetitieproces: de transformatie van uit het hoofd geleerde tekst naar spel op de vloer is een hobbelige en grote stap. De intentie van je spel, de handelingen - het leidt af en brengt je van je stuk. Meer dan eens sla ik een heel stuk tekst over. Soms kom ik niet meer op dat ene woord. Ik eis controle en perfectie van mezelf. De enige remedie is om veel door te lopen: kilometers maken.

 

Wie is er getuige van al die kilometers? Mijn vrouw, die na verloop van tijd de tekst ook uit haar hoofd kent. Af en toe vind ik andere geïnteresseerden: mijn zoon, mijn broer, desnoods zet ik de twee katten op een stoel.

Langzaam maar zeker krijgt alles vorm. Maar ik besef ook dat ik straks op een punt kom waarop ik niet naar mezelf kan kijken. Ook al is het mijn kindje, ook al heb ik alles uitgedacht: ik kan mezelf niet regisseren. Ik benader Arjen Arnoldussen voor een eindregie. Gelukkig vindt hij de tekst mooi en wil hij de klus graag doen. En hij voegt in no time net die essentiële regieslag toe: hij verandert het begin en het einde, verplaatst een stuk tekst (wat veel beter werkt, waarom heb ik dat zelf niet gezien?), laat me een aantal momenten meer uitspelen, voegt een fysieke laag toe. Hij maakt het stuk speelklaar. Ik moet de vloer op…

 

Zeg nooit ‘nooit meer’.