Frank in stukjes

verhalen uit het theater

 


De lach die nooit kwam

De generale repetitie, de laatste doorloop zonder publiek, is het moment waarop met een beetje geluk alles op zijn plaats valt. Dat is het moment waarop ik een oordeel vorm over de productie. Wat is er gelukt, wat niet. Ik sluit de generale in mijn hart. Dat is wat we met zijn allen in een paar maanden tijd voor elkaar hebben gekregen. Daarna geef ik de voorstelling aan het publiek. En het publiek mag er van alles van vinden.

 

Elke voorstelling heeft één moment waarvan ik dacht dat dat grappig gevonden zou worden, maar niemand lacht erom. De lach die nooit kwam.

In de eenakter Kloos (2007) zit het personage Kloos in een Filipijnse cel te wachten op zijn vrijlating. De gekmakende eenzaamheid heeft zijn tol geëist. Fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar heen. Hij stelt zich voor hoe het is om weer thuis te zijn en buiten op straat te lopen. Een bezoekje te brengen aan de sigarenboer of een bloemetje te kopen.

 

KLOOS:            Ik heb net bloemen voor mezelf gekocht. Mooi toch?
                        Wil ik net weggaan naar huis, zegt die man: wel schuin afsnijden!
                        Ik zeg: ik bepaal zelf wel hoe ik naar huis loop!

 

 

Persoonlijk vind ik deze kwinkslag geestig. Maar in de voorstellingen die ik van Kloos zag, heb ik nooit iemand horen lachen.

 

In de voorstellingen van Sporen (gespeeld in 2019 in combinatie met Geen Bereik) zit een spannend moment. Twee vrouwen ontmoeten elkaar na meer dan dertig jaar. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat er destijds iets gruwelijks is voorgevallen. Als, tegen het einde van het stuk, duidelijk is geworden wat het vreselijke voorval was en wie wat op zijn kerfstok heeft, staan ze naast elkaar op het toneel. De één heeft een aspirientje gevraagd en krijgt een glas water met een bruistablet. Het is stil. Alleen het bruisen van de aspirine is te horen. De ander vraagt dan:

                        Is het opgelost?

 


De spanning tussen beide personages is op dat moment te snijden. Het publiek krijgt weliswaar de dubbele betekenis van deze zin mee, maar durft niet te lachen. Heel af en toe hoorde ik een piepkleine, gesmoorde hinnik. En omdat het zo’n dubbelzinnig moment was, zag ik soms ook een verstoorde blik van de buren naar de hinnik. 

 

 

De grap kan ook in het decor zitten.
In de voorstelling Straf (2008) pakten we flink uit met decor. Els zit in de gevangenis en knutselt daar paasstallen. Lena, Els’ hartsvriendin, komt eens in de zoveel tijd op bezoek in de gevangenis om de zelf geknutselde paasstallen op te halen en te verkopen op fancy fairs. Voor het vervoer gebruikt ze Dirk-tassen. Omdat we de scène-overgangen begeleidden met de tune van de Duitse tv-krimi Derrick (spreek uit: Derk), leek het ons leuk om de I van Dirk te veranderen in een E, zodat er Derk staat.  We hebben veel voorpret gehad hierover. En wie schetste onze verbazing: niemand heeft het ooit opgemerkt!