Frank in stukjes
verhalen uit het theater
Mijn vrouw schreef in haar roman De vleugels van Ikara over een jonge vrouw, Kathy, met anorexia. Kort nadat haar boek was uitgegeven kwam ze haar buurman tegen op straat. Hij had haar nieuwste roman gelezen. Hij bekeek haar slanke lijn en zei: "ja, nu snap ik het".
Ondanks dat het romanpersonage niet de naam van mijn vrouw draagt, was deze fictionele werkelijkheid toch aanleiding voor verwarring. Het publiek is kennelijk altijd op zoek naar het autobiografische in een kunstwerk.
In Grand Hotel Europa vergroot Ilja Leonard Pfeiffer de verwarring door zijn hoofdpersoon Ilja Leonard Pfeiffer te noemen. Die is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet te verwarren met de echte Ilja..., maar ja, leg dat maar eens uit aan de lezer.
In mijn monoloog Ik Puzzel stelt het personage zich voor als Frank Roumen. En ook al is hij op de kop af op dezelfde dag geboren als ik - deze naamgenoot is een fictief personage.
Mijn uitgangspunt was een opschrijfboekje met aantekeningen over mezelf. Naar aanleiding van een fietstocht ‘langs een groot deel van mijn leven’. De monoloog is een archeologie naar het waarom: waarom ben ik geworden wie ik ben? Maar deze vraag volstaat niet als je de pretentie hebt het stuk een meer algemene zeggingskracht te geven.
Aan de basis van deze vertelling liggen echte situaties en gebeurtenissen: dat ik de jongste van vier broers ben, dat ik altijd buikpijn veinsde als we moesten gymmen (ik was tot mijn dertiende tonnetje rond; mijn buik zat in de weg bij de kikkersprong) en dat klasgenootje Jopie mij na schooltijd een pak rammel gaf. In de situatieschets van het gezin waarin mijn personage opgroeit, schemert iets van mijn eigen jeugd door. Een jeugd die gekenmerkt werd door het ouderlijk onvermogen veiligheid te bieden en ruimte te geven aan emotionele ontwikkeling. Zo zette zich in mij het idee vast dat ik niet gezien werd. Terwijl ik zo graag gezien wil worden. Vind je het gek dat ik in het theater een uitlaatklep vond?
Erkenning willen van ouders, een geliefde of de omgeving: gezien willen worden is een universeel thema. Hier lag een kans om een particulier onderwerp (ik ben ervoor behandeld) om te werken in universele thematiek.
Ik besloot een spel te gaan spelen met het publiek: zij willen graag het autobiografische zien in het verhaal van ene Frank Roumen. De echte waarheid van dit stuk zit op een tweede laag: namelijk de vraag hoe de mens omgaat met zijn of haar geschiedenis, hoezeer gebeurtenissen uit het verleden vormend zijn en of je er aan kan ontsnappen. Anders gezegd: of en hoe je volwassen wordt.
Om dat te bewerkstelligen moest ik af van het larmoyant persoonlijke. Ik moest gaan liegen. Daarbij voelde ik me gesteund door Gerard Reve’s uitspraak: “waar gebeurd is geen excuus”.
De kunst is
gebeurtenissen uit de werkelijkheid
zodanig te vertalen dat ze niet meer particulier zijn
De kunst is
om de essentie ervan te vangen in emoties die iedereen herkent
Dan heb je ‘een waarheid’ te pakken
Dus loog ik over een uithuisplaatsing, enkel en alleen om een herkenbaar gevoel bij iedereen te raken. Liegen om het meer ‘waar’ te laten zijn. Ik speelde het spel van echt en onecht, de essentie van theater. Wat gelooft het publiek wel en wat niet. De grap is: fictie, een verzonnen verhaal, ‘er was eens’, wint het altijd van de werkelijkheid. Gelukkig maar want die verhalen spreken als het goed is iedereen aan, mijn leventje niet.