Frank in stukjes

verhalen uit het theater

 


Droomrepetitie

 Soms houden bepaalde zaken je zo in hun greep dat je ze mee naar bed neemt. Dat je er van gaat dromen. Bijvoorbeeld: je staat zwetend in de coulissen want je moet ‘op’, maar je weet je tekst niet meer. Of: de voorstelling staat op het punt van aanvang, maar jij rent nog door de stad om op tijd te zijn, je weg zoekend tussen allerlei obstakels.


Ik droomde dat ik aan het repeteren was. De groep acteurs is onrustig. Het is tien voor negen ’s avonds, zie ik op de klok.

In plaats van door te werken tot elf uur, heb ik nog maar tien minuten. Blijkbaar is de repetitie vandaag al om zes uur begonnen. Terwijl ik nog zoveel wil doen.

 

Ik beëindig de repetitie, want, ja, we zijn kennelijk al bijna drie uur bezig en we moeten het repetitielokaal uit. De acteurs staan in een kringetje na te praten terwijl ik mijn tas inpak. Ineens wenden ze zich tot mij. Moet die actrice nou echt een klap uitdelen aan die acteur? Weet ik zeker dat het niet andersom moet? Ik heb geen idee wat het beste is, dus zeg ik maar: ja, zij moet hem slaan. De betreffende acteur kijkt me verbaasd aan. Ik kijk in het gezicht van mijn beste vriend.

 

 Dat is me vaker overkomen. Tijdens het vuur van de repetitie willen acteurs duidelijkheid. Hoe moeten we dit doen? Ik weet niet altijd wat ik wil en neem ter plekke een beslissing. Ik hak een knoop door in de wetenschap dat ik daar altijd op terug kan komen als ik meer overzicht heb. Het voorrecht van de regisseur is dat hij van gedachte mag veranderen.

 

Don Duyns vertelde me ooit de volgende anekdote: hij repeteerde met zijn acteurs Den Uyl of de vaandeldragers. Hij verzocht de acteurs de scène die ze de dag ervoor hadden gerepeteerd nog eens te spelen. Na afloop zei Duyns: ik vind het maar niks. Maar, riposteerde een van de acteurs woedend, gisteren deden we precies hetzelfde en toen vond je het prachtig. Ja, precies, daarom, maakte Duyns de discussie af. Ze hadden herhaald wat ze gisteren hadden gedaan en daarmee de ziel weggenomen uit de scène. Hij miste ‘het leven’ in de scène, het ‘hier en nu’.

Mijn vriend komt bij het verlaten van het repetitielokaal naar me toe. “Als ik die klap moet incasseren, stop ik ermee”. Ik probeer tijd te winnen. “Misschien moeten we het even laten rusten. Ik denk er nog even over na. Mocht ik kiezen voor de klap dan heb ik alle begrip voor jouw beslissing.”

 

Ik weet uit ervaring dat het vervelend is als een acteur gaandeweg het maakproces het bijltje erbij neergooit. Het geeft een smet op het proces, het frustreert het groepsgevoel. Er moet een vervanger worden gezocht. Hoe groter de tijdnood, hoe vreemder de sprongen. En dan moet je zo’n nieuwe acteur inwerken. Alles van voren af aan, niet alleen voor de acteur zelf, nee, voor de hele ploeg. Geen scène is meer hetzelfde.

 

 We lopen samen naar buiten, mijn beste vriend en ik. Zijn dochter, inmiddels 25 jaar, is erbij, maar dan als kleine dreumes. Ze mag achterop mijn fiets zitten terwijl we naar het treinstation lopen. Ik vertel hem dat ik tijdens het repetitieproces heel lang de tekst niet kan horen. Althans, de betekenis dringt niet tot me door. Hij begrijpt me, maak ik op uit zijn knikje.

 

Ik zie beelden, mise en scènes, choreografieën, emoties. Ik voel wat de gekozen muziek met de scène doet. Maar de teksten komen niet tot me. Pas in de laatste fase als de acteurs hun tekst werkelijk beheersen en als ze het verloop van de voorstelling in de smiezen hebben, hoor ik wat ze zeggen.

 

Iedere regisseur is feilbaar. Elk repetitieproces is imperfect. Verkeerde keuzes, te weinig tijd, makkes en tegenspoed.
Een enkele keer droom ik van de ideale repetitie. Maar die bestaat niet echt.