Frank in stukjes
verhalen uit het theater
Goedgemutst en op alles voorbereid vertrokken we met Diewertje. Wij, dat waren Johan, Eric en ik, tweedejaars studenten Nederlands, Diewertje was de naam van onze appelgroene Renault 4.
In de auto lagen twee gitaren, een koffer met percussie-instrumenten en een grote tas verkleedkleren. Naast de meer gebruikelijke artikelen als een tent en een slaapzak. Wij gingen namelijk wereldberoemd worden als straatartiesten in Avignon.
We hadden in de weken voorafgaand aan ons vertrek een hele show in elkaar getimmerd: van Monty Python-achtige mime-scènes (waarvan ik me vooral de start van de 100 meter flaneren herinner, vrij naar de Olympische Spelen-sketches van Monty Python) tot en met liederen van de Rolling Stones, de Beatles etc. Alles in het Engels. Zelfs “over 100 jaar zijn jullie allemaal dood” van het Klein Orkest hadden we in het Engels vertaald. Heel geestig, vonden we zelf.
O zeker, we hebben in Avignon op straat onze show gespeeld. Meermaals zelfs. Af en toe bleef er zowaar iemand staan om te kijken. Aan het einde van de dag moesten we meestal schielijk onze spullen pakken als de zwervers van Avignon wat al te geïnteresseerd werden in onze spullen. Het was geen groot succes. Wisten wij veel dat de meeste Fransen geen Engels verstaan?!
Ergens daar in de straten van Avignon is vermoedelijk mijn liefde voor straattheater ontstaan. En dan vooral als consument. Als toeschouwer vind ik het allemaal geweldig. Als de acteurs in het Amsterdamse Bos hun spel even stilleggen als er een vliegtuig overvliegt, geniet ik.
Locatietheater is een fascinerend genre. De reden dat ik als maker maar matig enthousiast ben, is vanwege het verlies aan controle. Met name controle over de concentratie van het publiek (die je als maker kan sturen), en over alle theatrale middelen die je in “de zwarte doos”, die een theaterzaal is, ter beschikking staan, zoals lichttechniek.
Dus heb ik zelden een voorstelling op locatie gemaakt.
What’s happening in de Zomerdijkstraat (2009) was een buitenkansje: wie wil er nou niet een locatievoorstelling regisseren in het huis en atelier van Jan Wolkers? Verder werkte ik mee aan projecten van het Nederlands Zang Theater in een kerk en later op IJburg, in het bezoekerscentrum. Over de toevalligheid dat ik met Nanook Nono Midzomernachtsdroom in de hippe nachtclub de Jimmy Woo (zie ook Beelddenken) regisseerde, schreef ik al.
Er is nog een uitzondering.
Met veel plezier denk ik terug aan een locatieproject in Middelie, bij Purmerend. Theatervriend Peter Zuurveld had een toneelstuk geschreven voor twee acteurs. Hij wilde het zelf graag spelen en vroeg mij voor de regie. Het stuk werd op een verhoogd schooltoneeltje in een café in Middelie gespeeld, met live muziek. Om de toeschouwers naar die plek toe te brengen was er een Engelse dubbeldekker gehuurd die het publiek in Purmerend zou ophalen. Vanaf daar werd het publiek begeleid door drie zingende hostessen. Gekleed in zuurstokroze mantelpakjes deden ze niet alleen de begeleiding maar zongen ze op de koop toe liedjes: letterlijk uit het Engels vertaalde nummers van de Beegees: hoe diep is je liefde?
Mijn liefde voor het maken van een locatievoorstelling mag dan niet zo diep zijn, ik heb er wel veel plezier aan beleefd. Misschien is locatietheater maken toch leuker dan ik dacht?