Frank in stukjes

verhalen uit het theater

 


Gaat het wel goed, meneer Roumen?

Zou Shakespeare een gelukkig mens zijn geweest? En hoe zit het met bijvoorbeeld Edward Albee of Maria Goos?

Bij Albee vechten George en Martha elkaar de tent uit in Who’s afraid of Virginia Woolf. In de stukken van Goos sluimert oud zeer en misnoegen net zo lang tot het in de gezichten van de personages ontploft. Shakespeare kijkt in zijn koningsdrama’s niet op een lijk meer of minder. Richard III, een kwaadaardig en mismaakt monster, is het meest bloeddorstig van allemaal. Ook in moderne klassiekers als bijvoorbeeld Angels in America van Tony Kushner trekt er een spoor van dood en verderf door het theater.

Wat moeten we met het cliché dat de kunstenaar ongelukkig moet zijn om ‘echte kunst’ te produceren?

 

Moord, de gifbeker, een messteek, een nekschot. De dood hoort bij het leven. Ik heb me op enig moment verbaasd over de hoeveelheid moorden in mijn eigen stukken. Waar komt dat toch vandaan?

 

In De Finale ligt de minister van Cultuur gekneveld achter een bank en krijgt hij een nekschot van Els. In Straf – het vervolg van De Finale – smokkelt dezelfde Els briefjes met moordopdrachten de gevangenis uit. In Post zint Phil, de achtergestelde broer van postbeambte Bil, op wraak. Hij zet zijn argumenten kracht bij met een gun.

In Deirdre – een pastiche op de klassieke tragedie – wordt flink gemoord, verminkt en verkracht. In Alibi trekt Koenraad van Weezel, een puissant rijk bankier wiens escapade met een Algerijnse jongen op doodslag is uitgelopen, ten einde raad een pistool. En legt op één personage na iedereen om.

 

 Is mijn pen in zwarte inkt gedoopt? Ik waande mij lang een misantroop, iemand die de samenleving en de mensheid wantrouwt. Ik verslond in die tijd alle boeken van Michel Houllebecq. Ik zag het leven als een zinloze gevangenis.

 

Het ging niet zo goed met mij in die tijd. Ik worstelde met de liefde, het werk, het leven in het algemeen. Ik was ongelukkig en voelde me niet gezien.

 

Ik wilde zo graag gewaardeerd worden als theatermaker en was er zo van overtuigd dat niemand mij zag, dat ik van de weeromstuit alle registers opentrok. Moorden als schreeuw om aandacht. Eén van mijn favoriete actrices vroeg indertijd regelmatig na de eerste lezing van een nieuw stuk op licht spottende toon: Gaat het wel goed, meneer Roumen?

 

Het gaat nu goed met mij, dank je. Alweer een tijdje. En dat is ook zichtbaar in de verdieping die ik heb gezocht in mijn laatste stukken. Ik wilde serieuzere stukken schrijven. Persoonlijker. Over de Brug, het stuk waarin het verhaal achterstevoren wordt verteld, begint met de dood van Sef. Maar dat is op geen enkele manier een spectaculaire moordpartij. Het is simpelweg de slotsom van ieders leven. In De Kersenboom gun ik alle oudjes in het verzorgingstehuis een mooie oude dag, en in De wording van Rem Grint is nergens moord en doodslag te bekennen. Nou ja, één keer wordt iemand neergestoken. Maar verder komen alle personages er beter uit dan dat ze erin gingen. En ik ben gelukkig. Ook met mijn nieuwste stuk.